Specifieke fobie vergroot kans op andere angst of depressie
Mensen die een specifieke angst (fobie) hebben, zoals hoogtevrees, angst voor spinnen of de tandarts, lopen drie keer meer kans andere angststoornissen te ontwikkelen en twee keer meer kans depressief te worden. Door snel te reageren op een goed te behandelen angst, kan erger worden voorkomen.
In de zoektocht naar voorspellers van latere psychische aandoeningen is onderzocht of specifieke fobie -zoals hoogtevrees of angst voor vliegen- een zogenaamde ‘marker’ (voorspeller) hiervoor is. In dit onderzoek is bij 6646 deelnemers gekeken of volwassenen met specifieke fobie in een periode van zes jaar nieuwe psychische aandoeningen ontwikkelen die niet toegeschreven kunnen worden aan een andere risicofactor, zoals een verleden van seksueel misbruik of bijvoorbeeld werkeloos zijn. Het onderzoek werd uitgevoerd door het Amsterdam UMC, locatie VUmc in samenwerking met het Trimbos-instituut.
Specifieke fobie
Iemand met een specifieke fobie is bang voor één bepaald ding, dier of situatie. Te denken valt hierbij aan angst voor spinnen, de tandarts of muizen. Doorgaans wordt een specifieke fobie als een milde aandoening beschouwd die zich vroeg ontwikkelt. Toch laat dit onderzoek zien dat een fobie reden is voor waakzaamheid.
Zes jaar na de start van de bevolkingsstudie bleken alle 552 volwassenen die bij aanvang een specifieke fobie hebben of hadden een drie keer zo grote kans op het krijgen van een angststoornis te hebben en een tweemaal zo grote kans op een depressieve stoornis dan mensen zonder een specifieke fobie. Het ontstaan van deze aandoeningen kon niet toegeschreven worden aan een andere oorzaak. Opvallend was verder dat volwassenen met een specifieke fobie gedurende de hele studie van zes jaar minder goed functioneerden dan volwassenen zonder fobie.
Taak voor de hulpverlening
“Voorkomen is beter dan genezen”, zo zegt onderzoeker Guido Wetzer van het VUmc. “Als mensen met – schijnbaar onschuldige en goed te behandelen – psychische aandoeningen vroegtijdig worden opgespoord en behandeld, kunnen mogelijk ernstigere psychische stoornissen worden voorkomen. Gezien de eenvoudige methode om de aandoening op te sporen lijkt specifieke fobie een ideale marker voor een dergelijk preventief beleid.
Over het onderzoek
Over het onderzoek In deze secundaire data-analyse werkte het VUmc en het Trimbos-instituut met elkaar samen. Het onderzoek is gedaan op basis van gegevens die verzameld zijn met NEMESIS-2 (Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study-2), een grootschalige studie uitgevoerd door het Trimbos-instituut naar de psychische gezondheid van de algemene volwassen bevolking van 2007 tot en met 2018. Psychische aandoeningen zijn bepaald volgens de DSM-IV, het internationale classificatie systeem dat binnen de Geestelijke gezondheidszorg wordt gebruikt, in uitgebreide mondelinge interviews die om de drie jaar werden uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek werden gepubliceerd in The Journal of Nervous and Mental Disease 2021;209: 484–490.