Angststoornis blijkt hardnekkiger dan gedacht

Centraal Informatie- en Expertisepunt opgericht voor slachtoffers geweld in jeugdhulp

Slechts 41% van de mensen met een angststoornis knapte over een periode van 6 jaar ‘echt’ helemaal op. Dit blijkt uit nieuw onderzoek van het Amsterdam UMC, locatie VUmc en het Trimbos-instituut.

Het ziekteverloop van een angststoornis ziet er minder gunstig uit dan men tot nu toe dacht. Eén op de vijf volwassenen met een angststoornis laat een ongunstig ziekteverloop zien. Van degenen die opknappen kampt nog steeds een groot deel met hun psychische gezondheid vanwege restverschijnselen of een nieuw ontstane psychische aandoening.

Heftige angsten

Een angststoornis is een psychische aandoening waarbij men kampt met heftige angsten. De angst is zo groot dat die de dagelijkse activiteiten verstoort. Er werd tot nu toe relatief weinig onderzoek gedaan naar het verloop van een angststoornis in de algemene bevolking. En het onderzoek dat er is, keek vaak niet naar de hoeveelheid klachten die er nog overbleven en het ontstaan van andere psychische aandoeningen. Deze huidige studie deed dat wel.

Restklachten en depressie

Van de mensen met een angststoornis bij aanvang van de studie knapte 78% binnen 6 jaar op (in remissie), 14% herstelde, maar kreeg daarna opnieuw een angststoornis (terugval), en 8% had gedurende de hele onderzoeksperiode een angststoornis. Van degenen die opknapten (in remissie), had 47% restklachten en ontwikkelde 8% gedurende het onderzoek een depressieve stoornis of alcoholstoornis, die bij aanvang van de studie niet aanwezig was. Alles bij elkaar genomen knapt slechts 41% van de mensen met een angststoornis over een periode van 6 jaar ‘echt’ helemaal op.

Emotionele instabiliteit

Een blijvende angststoornis tijdens de hele onderzoeksperiode was geassocieerd met het niet met een partner wonen, hoge scores van emotionele instabiliteit het hebben meegemaakt van meerdere negatieve levensgebeurtenissen, slechter psychisch functioneren, zoals bijvoorbeeld minder sociale contacten of moeite met de rol in het gezin vervullen, en een ernstigere angststoornis bij aanvang van de studie. Voor terugval werden vergelijkbare risico-indicatoren gevonden.

Onderzoek

In het onderzoek werd gebruik gemaakt van gegevens van de studie NEMESIS-2 (Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study-2), een grootschalige studie uitgevoerd door het Trimbos-instituut naar de psychische gezondheid van de algemene volwassen bevolking. Psychische aandoeningen zijn gemeten volgens de DSM-IV, het internationale classificatie systeem dat binnen de Geestelijke gezondheidszorg wordt gebruikt.

Voor dit onderzoek is uitgegaan van 243 volwassenen die bij aanvang van de studie een angststoornis hadden (paniek stoornis, agorafobie, sociale fobie of gegeneraliseerde angststoornis) en die 6 jaar zijn gevolgd en aan twee vervolgmetingen hebben meegedaan.

Conclusies

Het ziekteverloop van een angststoornis ziet er minder gunstig uit dan tot nu toe in beeld gebracht.

1 op de 5 volwassenen met een angststoornis laat een ongunstig ziekteverloop zien. Van degenen die opknappen, kampt nog steeds een groot deel met hun psychische gezondheid vanwege restverschijnselen of een nieuw ontstane psychische aandoening.

De resultaten van het onderzoek werden gepubliceerd in het Australian & New Zealand Journal of Psychiatry.

Laura Shields - Zeeman
Programmahoofd Mentale Gezondheid en Preventie, Trimbos