Verbinding verbroken: Hoe krijg je studenten weer gemotiveerd naar de campus/school?

De drempel voor studenten in het mbo, hbo of wo om weer de schoolbanken in te duiken blijkt hoog. Docenten klagen over een gebrek aan motivatie. Ook al zijn de coronamaatregelen opgeheven, studenten blijven opvallend veel weg. Een zorgwekkende observatie, die aandacht kreeg in Het Parool en De Avondshow van Arjen Lubach. Hoe kunnen we dit verklaren? En nog belangrijker, wat kunnen we eraan doen? In dit artikel benaderen Barend Last en Jolien Dopmeijer dit probleem vanuit verschillende invalshoeken en geven concrete tips voor verbetering.

Wat is het probleem?

Maart 2020. Al het onderwijs moest in één klap online. Fysieke lessen werden een op een gekopieerd naar de digitale wereld, met als gevolg de welbekende sessies waarin je als docent of student naar tientallen zwarte vlakjes staart. Het onderwijs werd flink uitgedaagd, vooral in het borgen van de verbinding met en tussen studenten. Al snel begonnen docenten en studenten te klagen over een gebrek aan verbinding. Logisch, want bij het wegvallen van het fysieke onderwijs viel ook een groot deel van de informele ontmoeting weg. Die momenten bij het koffieapparaat, in de wandelgangen, even blijven hangen na de les of samen lunchen; momenten die impliciet bijdragen aan de bredere functie van onderwijs. Online werd minder ruimte voor interactie ervaren. Maar dat niet alleen, ook was er online sprake van een grotere psychologische afstand, bijvoorbeeld door gebrekkige non-verbale communicatie.

Al snel groeide de aandacht voor sociale binding en kwam ook het welzijn van onze studenten meer dan ooit in het vizier. De pandemie legde een vergrootglas op al bestaande psychische problemen bij studenten. Iets waarvoor de aandacht nog niet overal vanzelfsprekend was. Zo zei Turner (2021) hierover:

“We zien hier vooral een braakliggend terrein. De zorg om het welzijn van studenten wordt van oudsher niet als een belangrijke onderwijstaak beschouwd in het hoger onderwijs. In tegenstelling tot het mbo, bijvoorbeeld. In de coronaperiode heeft het welzijn van studenten de volle aandacht gekregen. Dat is voor veel instellingen nieuw.” (Turner, p25).

Figuur 1: Studenten hebben twee jaar lang noodonderwijs gevolgd.

Onlosmakelijk verbonden met welzijn is ‘sense of belonging’, oftewel: je veilig en thuis voelen in contact met anderen, door jezelf te kunnen zijn in dat contact. Dit gevoel is één van de belangrijkste voorwaarden om goed te kunnen leren, ongeacht of het een fysieke, online, blended of hybride leeromgeving betreft. Welzijn draagt bij aan je thuis voelen en vice versa.

Fast forward naar begin 2022. De meeste coronamaatregelen zijn opgeheven en studenten in het mbo, hbo en wo mogen weer “gewoon” naar school. Je zou verwachten dat ze na 2 jaar isolatie en masse komen opdagen; eindelijk weer contact! Maar het tegendeel blijkt waar: docenten in het mbo, hbo en wo klagen over halfvolle klaslokalen en collegezalen en gedemotiveerde studenten. Deze problemen spelen overigens niet alleen in Nederland, zie bijvoorbeeld België of Ierland. Er zijn gelukkig ook studenten voor wie het wel een verademing is, maar velen blijven weg. Er is dus iets aan de hand, en we moeten er iets mee. Maar wat?

Figuur 2: Hoe kan het probleem verklaard worden?

Hoe is dit probleem te verklaren?

Voordat we mogelijke oplossingen kunnen bespreken, is het eerst nodig om het probleem te verklaren. Dit doen we vanuit verschillende invalshoeken.

Verklaring 1: Welzijn

Laten we beginnen met het welzijn van studenten. In sommige berichtgeving wordt verminderd welzijn genoemd als een mogelijke oorzaak van de lage opkomst. Dat zou natuurlijk kunnen, de mentale gezondheid van studenten staat immers behoorlijk onder druk. Zo berichtte een consortium van het Trimbos-instituut, RIVM en GGD GHOR Nederland in een onderzoek uit 2021 onder meer dat de helft van de bevraagde studenten (n=28.000) psychische klachten ervoer, zoals angst en somberheid, en 80% van de studenten eenzaamheid ervaart. Deze klachten waren overigens al bekend vóór corona. In ditzelfde onderzoek werd duidelijk dat veel studenten een toename van deze klachten ervoeren als gevolg van de coronacrisis en coronamaatregelen.

Sommige geïsoleerde studenten vertonen vergelijkbare kenmerken van PTSS.”

Ander onderzoek van Caring Universities, een initiatief van vier Nederlandse universiteiten, laat vergelijkbare resultaten zien: ruim de helft van de respondenten (n=11.000) gaf aan zich minder goed te kunnen concentreren, eenzamer te voelen en last te hebben van somberheid. Er is zelfs verkennend onderzoek van de TU Delft dat bij geïsoleerde studenten vergelijkbare kenmerken van PTSS heeft gevonden, mogelijk veroorzaakt door ervaren trauma tijdens herhaalde lockdowns. Zeker geen kattenpis dus.

We weten uit onderzoek dat welzijn samenhangt met motivatie en studiegedrag. Studenten die goed in hun vel zitten, leren beter. Verminderd welzijn kan dus mogelijk een verklarende factor zijn voor het probleem van half lege klassen en collegezalen.

Figuur 3: Door herhaardelijke lockdowns, voelden veel studenten zich geïsoleerd.

Verklaring 2: Sociale en academische integratie

Een andere invalshoek is om het probleem te verklaren vanuit (een gebrek aan) sociale en academische integratie. Uit onderzoek van de Amerikaan Vincent Tinto is bekend dat sociale en academische integratie bijdragen aan de ‘sense of beloning’. Studenten voelen zich dan veilig en thuis, en durven (hulp)vragen te stellen. Maslow (1954) zegt hierover: ‘een gebrek aan sense of belonging (binding) is een gevoel van vervreemding.’ Sociale integratie is erop gericht dat studenten zich verbonden voelen met elkaar en academische integratie gaat erom dat zij zich verbonden voelen met de instelling, hun opleiding en docenten. Als deze integratie goed is, zijn studenten over het algemeen ook succesvoller in hun studie.

Rutger Kappe schreef hierover een helder betoog begin 2021, met als treffende titel: “Zonder relatie, geen prestatie: over het belang van verbondenheid”. Daarin gaat hij onder meer in op de relatie tussen sociale en academische integratie met welzijn en studiegedrag. Het probleem van de halfvolle klassen kan dus mogelijk verklaard worden doordat studenten minder binding (en dus: integratie) ervaren met school en studiegenoten. Dit wordt onderstreept in verschillende onderzoeksresultaten van de afgelopen twee jaar (zie bijvoorbeeld Adrichem et al., 2020). Met name de academische integratie heeft erg geleden onder de pandemie van de afgelopen twee jaar. Veel studenten hebben elkaar immers wél buiten hun studie om gevonden, zie bijvoorbeeld de ongekende populariteit van studentenverenigingen in 2020 en 2021 en de explosie van huisfeestjes ten tijde van lockdowns. Een gebrek aan academische integratie en binding met de instelling kan dus eveneens een verklarende factor zijn voor het probleem van half lege klassen en collegezalen.

Figuur 4: Tijdens de coronapandemie was er een explosie aan huisfeestjes.

Verklaring 3: Onderwijs en de waarde van de campus

Dan is er nog een derde invalshoek om het probleem te verklaren, namelijk vanuit het onderwijs zelf. Het online en/of hybride noodonderwijs van de afgelopen twee jaar heeft namelijk een aantal hiaten in ons onderwijs pijnlijk blootgelegd. Allereerst hebben studenten ervaren dat pure kennisoverdracht prima – of soms zelfs beter – online kan. We kennen ze allemaal, de traditionele lessen en hoorcolleges waarbij studenten in de passieve consumeerstand achterover hangen. Waarom zouden zij daarvoor naar locatie komen, als zij de colleges of lessen ook gewoon thuis op de bank kunnen volgen? En dan bij voorkeur afspelen op 1,5x of 2x snelheid. Geef ze eens ongelijk: dat blijkt (mits goed ingezet) ook nog eens helemaal niet zo slecht te zijn (zie dit artikel). Grootschalig onderzoek van ISO toont een vergelijkbaar beeld: studenten willen vooraf opgenomen hoorcolleges behouden.

Studentgedrag is simpelweg een afgeleide van wat je organiseert.”

Ten tweede hebben studenten via vormen van hybride onderwijs een hoge mate van flexibiliteit ervaren. Ze kunnen meer doen in minder tijd, in hun eigen tempo, hoeven niet of minder te reizen of kunnen zelfs thuis blijven wonen (ISO, 2021; LSVb, 2021). Velen van hen geven aan deze flexibiliteit te waarderen en te willen behouden. Gechargeerd gezegd: waarom zou een student nog naar de campus komen, als alles wat hij of zij moet doen om een diploma te halen ook gewoon op afstand kan?

Dit alles vraagt om een stevige herwaardering van de campus of schoollocatie, waarin we toewerken naar het idee van een sticky campus: een plek waar studenten letterlijk blijven plakken. Waar ze elkaar en hun docenten kunnen ontmoeten, op zo’n manier dat onderwijs niet meer gaat om alleen kennisoverdracht, maar om co-creatie en integratie. Kortom, als we het onderwijs nog op dezelfde manier verzorgen als voor corona, heeft het voor sommige studenten weinig zin meer om te komen. Studentgedrag is simpelweg een afgeleide van wat je organiseert. Het is daarom zaak om een duidelijke meerwaarde te creëren voor het komen naar locatie, en dat betekent: goed nadenken over je onderwijsontwerp.

Figuur 5: Door corona zijn we genoodzaakt na te denken over de waarde van de campus.

Andere mogelijke oorzaken

Toch is het probleem niet volledig toe te schrijven aan alleen verslechterd welzijn, minder integratie en/of de aard van het onderwijs. Het ligt waarschijnlijk nog genuanceerder, zoals enkele docenten van Hogeschool Inholland recent ook al aanstipten. Een rondvraag aldaar leverde bijvoorbeeld op dat studenten ook een langere reistijd hebben doordat ze weer thuis zijn gaan wonen of dat het reizen simpelweg geen onderdeel meer is van hun dagelijkse routine. Er zijn bovendien tweedejaarsstudenten die in de lockdown aan hun studie zijn begonnen en nooit een normale introductietijd hebben meegemaakt. En vergeet ook niet dat studenten in de afgelopen jaren door het leenstelstel meer zijn gaan werken en dat door de wooncrisis meer studenten thuis blijven wonen. Er spelen dus ook andere factoren een rol bij het probleem. We hebben gewoon echt een flinke kater van corona, die waarschijnlijk nog wel even effect zal hebben.

Let op: dat er samenhang is tussen welzijn, binding en studiegedrag wil nog niet zeggen dat er ook een oorzaak-gevolg relatie bestaat.

We hebben een flinke kater van corona, die waarschijnlijk nog wel even effect zal hebben.”

Hoe kunnen we dit probleem mogelijk ondervangen?

Inmiddels is duidelijk dat we te maken hebben met een complex probleem, dat uit verschillende factoren bestaat. Op sommige van deze factoren hebben we weinig tot geen invloed. We kunnen als docenten de woningnood niet oplossen en de corona-kater blijft nog wel even (of de pandemie kan zelfs weer oplaaien). Toch zijn er ook een flink aantal factoren waar we wel invloed op kunnen uitoefenen. Hieronder staan daarom verschillende aanbevelingen, ingedeeld in drie categorieën: welzijn, binding en onderwijsontwerp en -uitvoer.

Aanbevelingen voor het verbeteren van welzijn

  • Luister naar studenten en bied ondersteuning: corona heeft een behoorlijke impact gehad op het welzijn van studenten. Als docenten moeten we daarom goed luisteren naar hun behoeften en zorgen. Hoe willen zij deelnemen? Wat zijn hun verwachtingen? Waar wonen ze, en hoe lang is hun reistijd? Wat maakt fysieke aanwezigheid tot een meerwaarde? Door te vragen naar hun ideeën en feedback en daar iets mee te doen, geef je studenten een stem en een gevoel van eigenaarschap, hetgeen bijdraagt aan de ‘sense of belonging’.
  • Wees open, eerlijk en bemoedigend, in plaats van geruststellend: angstige studenten hebben waarschijnlijk geruststelling nodig, maar algemene uitingen zoals “alles komt goed” of “maak je maar geen zorgen” kunnen juist twijfel en onzekerheid in de hand helpen, en daarmee juist meer behoefte aan geruststelling veroorzaken. Wees in plaats daarvan open, eerlijk en bemoedigend. Erken risico’s en de penibele situatie voor sommigen, maar benadruk hoe voorzorgsmaatregelen die risico’s verminderen en hoe de instelling juist een veilige omgeving kan bieden. En doe dit samen met collega’s; er zijn bijvoorbeeld instellingen die studentenadviseurs inzetten om afwezigen op te bellen en te vragen hoe het met ze gaat en waarom ze thuisblijven.
  • Wees een rolmodel: corona heeft niet alleen een impact gehad op studenten, maar ook op docenten en andere medewerkers in het onderwijs. Door de impact die het op jou heeft gehad ook te delen, kan je deze normaliseren en kan de student zich hiermee identificeren. Daarmee creëer je openheid en stimuleer je hulpzoekend gedrag, iets waarvan we uit onderzoek weten dat studenten drempels in ervaren.
  • Communiceer helder en regelmatig: de pandemie bracht veel onzekerheid met zich mee. Niet alleen over onderwijs, ook over alle andere facetten van het studentenleven. Het is daarom essentieel om heel helder en regelmatig te communiceren. Over de verwachtingen naar studenten toe, wat de instelling heeft gedaan om het onderwijs verder te versterken, waar studenten terecht kunnen met vragen, etc. Lees zeker even deze bron van de KU Leuven om hiermee aan de slag te gaan.
  • Verbeter het mentaal welzijn van studenten: de nasleep van corona is groot, studenten blijven last hebben van psychische klachten zoals angst, stress en stemmingsklachten. In een initiatief van zeven instellingen in het hoger onderwijs, zijn verschillende gratis online services ontwikkeld om het mentaal welzijn van studenten te verbeteren. Studenten kunnen zichzelf aanmelden en vervolgens verschillende programma’s volgen. Wijs je studenten op deze mogelijkheden.
Figuur 6: Geef studenten een luisterend oor.

Aanbevelingen voor het verbeteren van binding

  • Verbeter binding en integratie: zet sterk in op activiteiten die bijdragen aan de ‘sense of belonging’, sociale en academische integratie. Sterker dan je gewend bent te doen. En blijf dit doen, regelmatig. Sociale en academische integratie is immers essentieel voor succesvol studeren. Voor concrete ontwerpprincipes en werkvormen om dit goed aan te pakken, heeft het Versnellingsplan (2021) onlangs een geweldige publicatie uitgebracht met zeven ontwerpprincipes voor binding bij online en blended leergemeenschappen. De publicatie bevat veel concrete tips en voorbeelden, die je gemakkelijk kan integreren in je onderwijs. Over het versterken van ‘sense of belonging’ heeft Claudia Gomes het boek I Belong Here (2020) geschreven, met veel concrete adviezen.
  • Zet sterk in op studentboarding: studentboarding gaat over het uitwisselen van informatie tussen nieuwe studenten en de onderwijsinstelling, voorafgaand aan de start van een studie en tijdens de eerste honderd dagen. Deze periode is essentieel voor een vliegende start en goede academische integratie. Doe dit bovendien niet alleen voor eerstejaars. Er zijn tweedejaars die nog geen normale introductietijd hebben gehad. Zo heeft de Universiteit Leiden bijvoorbeeld een Student Onboarding Module. Een ander mooi voorbeeld komt van Inholland, die met hun Students4Students programma eerstejaarsstudenten koppelen aan een ouderejaarsstudent met wie ze – samen met zes andere studenten – eens in de twee weken afspreken om ervaringen uit te wisselen en advies te vragen.

Een gebrek aan motivatie, is vaak het gevolg van gebrekkige constructieve afstemming.”

Aanbevelingen voor het verbeteren van onderwijsontwerp en – uitvoer

  • Herwaardeer de fysieke leeromgeving: de waarde van de fysieke leeromgeving is blijvend veranderd, we kunnen er niet omheen. De campus van nu is een plek voor ontmoeting en co-creatie. Een sticky campus, waar studenten graag komen en binding ervaren. Waar ze mogen meedenken en zich thuis voelen. Onderzoek daarom in hoeverre de fysieke leeromgeving daartoe ondersteunt, bijvoorbeeld met hulp van het Learning Spaces Rating System. Met dit instrument kan je de volledige campus in kaart brengen, en onderzoeken in hoeverre die aansluit bij de visie op onderwijs. Dit kan leiden tot andersoortige ruimtes op de locatie, zoals het Mindfullnest bij de Universiteit Maastricht en de Sleeping Pods bij de Vrije Universiteit. Deze voorbeelden illustreren hoe andersoortige ruimtes ervoor kunnen zorgen dat studenten sterkere meerwaarde ervaren bij het naar de campus komen (en daar willen blijven).
  • Versterk/innoveer je onderwijs(ontwerp): een gebrek aan motivatie is vaak het gevolg van gebrekkige constructive afstemming (ENG: Constructive Alignment). Met andere woorden, als de leeractiviteiten op locatie niet goed zijn afgestemd op de beoogde leeruitkomsten en geplande toetsing bestaat het risico dat studenten zich niet goed kunnen motiveren om mee te doen. Zoals gezegd, studentgedrag is simpelweg een afgeleide van wat je organiseert. Als studenten kunnen slagen voor het vak door alleen de slides te bekijken en een eindtoets te maken, is dat de weg van de minste weerstand. Studenten moeten de meerwaarde inzien van een college of les volgen op locatie, en dit betekent dat die activiteit ook daadwerkelijk die meerwaarde moet hebben. Als de bijeenkomst zo is ontworpen dat het net zo goed in een kennisclip kan, doe dat dan ook en benut de contacttijd voor interactie. Ontwerpen voor blended leren geniet daarom de voorkeur, om zo ervoor te zorgen dat de fysieke activiteit op locatie ook daadwerkelijk integreert met andere activiteiten. Je moet uitdragen dat een opleiding meer is dan passief luisteren naar docenten. Betrek je studenten bij voorkeur bij het vormgeven van je onderwijs en bespreek de leerreis door je cursus.
  • Zet in op het ondersteunen van zelfregulatie: in het verlengde van de vorige aanbeveling, is ook het ondersteunen van zelfregulatie via goed onderwijs(ontwerp) essentieel. Met andere woorden, we moeten studenten handvatten geven om zelfstandig te kunnen studeren. Zodat ze zichzelf kunnen motiveren iets te doen en ook in staat zijn om dat tot een succes te brengen. Dit bereik je onder meer door te werken met persoonlijke en gedeelde (leer)doelen, te ondersteunen bij plannen, in te zetten op formatieve evaluatie en stil te staan bij effectieve leerstrategieën (Kim et al., 2014). Deze bron biedt een overzicht van strategieën (hoewel deze publicatie zich richt op online leren, gelden veel van de strategieën ook voor blended onderwijs).
  • Verleid en geef duwtjes in de juiste richting, in plaats van verplichten: verplichte aanwezigheid of straffen is niet de oplossing. Dit is namelijk sterk gericht op gecontroleerde motivatie, oftewel: MOETivatie. Denk eerder na over het vormgeven van bijeenkomsten op locatie die voor studenten de moeite waard zijn om te komen. Met andere woorden, verleid ze en geef duwtjes in de juiste richting. Zo kan je bijvoorbeeld werken met strategieën om studenten meer inzicht te geven in hun studieproces, en daarmee de voorbereiding beter te laten aansluiten op een fysieke bijeenkomst. Door vervolgens ook meer vraaggestuurd te werken, worden de bijeenkomsten relevanter. Hoe je dit kan doen, lees je hier.
Figuur 7: Het is nodig om beter over het ontwerp na te denken.

En dan is er eigenlijk nog één aanvullende aanbeveling, die overkoepelend is aan alle bovenstaande aanbevelingen. Deze aanbeveling is niet voor docenten, maar voor bestuurders:

GEEF TIJD!

Laten we eerlijk zijn, veel docenten krijgen structureel te weinig tijd voor het goed ontwerpen van onderwijs. De werkdruk is enorm en ondanks dat er geld beschikbaar is, krijgen scholen te weinig tijd om de miljarden uit te geven. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat een gebrek aan tijd de grootste barrière is voor het ontwerpen en implementeren van blended learning (Last, 2017; Patridge, Ponting & McCay, 2011; Potter & Graham, 2016). Het is daarom zaak om te zoeken naar manieren om die benodigde tijdsinvestering te ondervangen, en dat is veelal een verantwoordelijkheid van bestuurders.

Een gebrek aan tijd is de grootste barrière.”

Omgaan met tijd kan op verschillende manieren. Op de eerste plaats kan je denken aan het krijgen van meer tijd, door bijvoorbeeld taken uit handen te nemen of subsidie aan te vragen bij stimuleringsregelingen. Dat is echter in de praktijk vaak lastig, gezien het volle takenpakket van docenten. Daarom kan je tijd ook anders benaderen, door bijvoorbeeld bepaalde taken anders in te richten, ze samen met ondersteuners te laten doen of zelfs volledig uit te besteden. Denk aan de situatie waarin je bijvoorbeeld externe experts of student-assistenten inhuurt die ondersteunen bij bepaalde aspecten van onderwijsontwerp- en uitvoer.

Figuur 8: Docenten krijgen structureel te weinig tijd om na te denken over het onderwijsontwerp.

Conclusie

De coronapandemie heeft een flink tol geëist van het studentenleven, en toch diende het voor velen ook als tijd van ontdekking. Het onthulde kansen van online leren en dwingt ons om na te denken over de waarde van de fysieke leerplek. Studenten hebben de flexibiliteit van studeren op afstand ervaren, en willen bepaalde elementen graag behouden. Instellingen in het mbo, hbo en wo kunnen het zich daarom niet veroorloven terug te gaan naar hoe het was vóór corona. De geleerde lessen negeren en terugkeren naar hoe het was, doet de huidige studenten tekort. Als we de halfvolle klaslokalen en collegezalen weer willen vullen, moeten we op zoek naar de menselijkheid in onderwijs en ons ontdoen van het idee rondom de traditionele student. We moeten inzetten op versterking van de ‘sense of belonging’, sociale en academische integratie en het verbeteren van studentenwelzijn. En we moeten goed nadenken over ons onderwijsontwerp, om ervoor te zorgen dat de fysieke leeromgeving ook daadwerkelijk meerwaarde heeft in een breder geheel.

Studeren anno nu moet een totaalbeleving zijn.”

Uiteindelijk moet studeren anno nu een totaalbeleving zijn, met een fysieke leeromgeving waar studenten elkaar ontmoeten, samen kunnen eten, verbinden en co-creëren met elkaar en docenten, kunnen studeren, en zelfs kunnen slapen of mediteren. Dit leidt tot een onvermijdelijke herwaardering van de campus/school, meer gericht op ontmoeting en co-creatie. Maar als wij het onderwijs(ontwerp) zo vormgeven dat studenten kunnen wegkomen met thuisblijven en slechts het broodnodige bestuderen dat nodig is voor een eindtoets, is het logisch dat ze wegblijven.

Met de uiteenzetting in dit artikel, hebben we geprobeerd het probleem te verkennen en toe te werken naar concrete aanbevelingen om de halfvolle klassen en collegezalen weer gevuld te krijgen. Mar wij hebben zeker niet alle wijsheid in pacht, en zijn daarom enorm benieuwd naar jullie eigen ervaringen. Wat doen jullie om studenten weer naar de bijeenkomst te krijgen?

Over de auteurs

Barend Last is begonnen als leerkracht in het basisonderwijs. Later deed hij onderzoek naar de implementatie van blended learning vanuit docentperspectief en werkte hij bij de Universiteit van Amsterdam. Inmiddels is hij werkzaam als specialist Blended Learning bij Universiteit Maastricht. Vorig jaar is zijn boek ‘Blended learning en onderwijsontwerp’ verschenen bij Boom Uitgeverij Amsterdam. Meer weten? Bekijk zijn website.

Jolien Dopmeijer begon als verpleegkundige in de verslavingszorg, waarna zij als hogeschooldocent Verpleegkunde en onderzoeker aan het lectoraat Verslavingspreventie bij Hogeschool Windesheim ging werken. Zij promoveerde in februari 2021 op haar proefschrift ‘Running on empty. The impact of challenging student life on wellbeing and academic performance’ aan de Universiteit van Amsterdam. Inmiddels werkt zij als projectleider Studenten bij het Trimbos-instituut en als hogeschooldocent aan de docentopleiding Teachers College van de Hogeschool Windesheim. Meer weten? Bekijk de Trimbos website.

Jolien Dopmeijer
Projectleider Studenten