Blog |

Open en Alert: een optelsom voor effectieve middelenpreventie in zorg en welzijn

Hoe voorkom en signaleer je problemen door middelengebruik bij cliënten van zorg- en welzijnsorganisaties? Open en Alert is een integraal programma dat zich hier op richt. Sinds kort is het programma opnieuw erkend én uitgebreid. Juist door een optelsom van maatregelen wordt het middelenbeleid effectief. Projectleider Marjan Möhle vertelt in deze blog hoe dat werkt.

Open en Alert is kort geleden opnieuw erkend als ‘goed onderbouwd’ in de databank Leefstijlinterventies. Het programma richt zich nu niet alleen op jongeren maar ook op volwassenen die in een zorginstelling wonen. In de onderbouwing is meer aandacht voor de rol van de omgeving. Hoe kunnen organisaties ervoor zorgen dat cliënten zo min mogelijk in aanraking komen met middelengebruik. En welk voorbeeld geven medewerkers? Door een optelsom van maatregelen wordt het middelenbeleid effectief:

  1. Open en Alert = beleid + deskundigheidsbevordering + samenwerking
  2. Middelenbeleid = omgevingspreventie + signaleringsprotocol
  3. Omgevingspreventie = beperken beschikbaarheid + beperken blootstelling + voorbeeldgedrag
  4. Signaleringsprotocol = ‘wie doet wat wanneer’
  5. Informatie over middelengebruik = op maat + in begrijpelijke taal
  6. Erkende interventies = gebruik maken van kennis over effectiviteit
  7. Wetgeving buiten = wetgeving binnen
  8. Huisregels = een veilige en prettige omgeving voor cliënten én medewerkers
  9. Individuele risico’s = individuele afspraken
  10. Alle beleid = middelenbeleid

1. Open en Alert = beleid + deskundigheidsbevordering + samenwerking

Open en Alert bestaat uit drie pijlers: beleid, deskundigheidsbevordering en samenwerking met verslavingszorg. Het is belangrijk om deze drie pijlers altijd in samenhang in te zetten. Zorginstellingen vragen doorgaans alleen om trainingen over middelengebruik. Deze vraag komt vaak na een incident of bij oplopende overlast op een zorglocatie. Natuurlijk is het belangrijk om medewerkers te trainen, maar alleen deskundigheidsbevordering is niet genoeg. Door zorginstellingen te helpen bij het ontwikkelen van visie en beleid op middelengebruik weten medewerkers ook beter wat de organisatie van hen verwacht en hoe zij kunnen samenwerken met verslavingszorg. Dat maakt de aanpak effectief.

2. Middelenbeleid = omgevingspreventie + signaleringsprotocol

Open en Alert geeft geen blauwdruk. Organisaties stellen zélf hun visie en beleid over middelengebruik vast. Het beleid bestaat uit twee delen. Ten eerste is het belangrijk om te kijken naar de invloed van de dagelijkse omgeving op het middelengebruik. Ten tweede moeten professionals weten wat zij kunnen doen als zij denken dat er problemen zijn die komen door middelengebruik.

3. Omgevingspreventie = beperken beschikbaarheid + beperken blootstelling + voorbeeldgedrag

Wanneer alcohol, tabak of drugs beschikbaar zijn. gaan mensen dit ook eerder gebruiken. Ook als je anderen ziet gebruiken of hier positief over hoort praten vergroot dit de kans dat je zelf ook gaat gebruiken. Het is daarom nodig hier beleid op te maken. Middelengebruik stopt niet door het simpelweg te verbieden. Maar het helpt wel om regels te hebben over hoe er wordt omgegaan met middelengebruik. Bijvoorbeeld: worden er middelen gebruikt in de buurt van minderjarigen of van cliënten die een verslaving hebben gehad? Wat zijn de regels voor alcohol in het bewonersrestaurant of op feestjes? Ook het Alcohol-, Drugs- en Medicijnbeleid voor medewerkers moet hierin meegenomen worden.

4. Signaleringsprotocol = ‘wie doet wat wanneer’

Bij Open en Alert hoort ook een protocol voor het signaleren van problemen door middelengebruik. In de handleiding van Open en Alert staat een stroomschema als voorbeeld. In het protocol kunnen verschillende screeningsinstrumenten en andere vragenlijsten worden opgenomen. Door het protocol weten medewerkers welke instrumenten zij tijdens het begeleidingsproces in moeten zetten. Zo is duidelijk wat ieders verantwoordelijkheid is. Van intake tot nazorg.

5. Informatie over middelengebruik = op maat + in begrijpelijke taal

Goede informatie over middelengebruik en de risico’s die daar bij horen is belangrijk. Deze informatie moet altijd op maat zijn. Aan een jonge puber geef je andere informatie dan aan iemand die al middelen gebruikt. Ook is het belangrijk dat de informatie die je geeft begrijpelijk is voor de cliënt. Voorbeelden van informatie in begrijpelijke taal zijn de folderserie ‘Goed om te weten over …’ en de pagina’s over Alcohol en drugs op Steffie.nl.

6. Erkende interventies = gebruik maken van kennis over effectiviteit

In de databank Leefstijlinterventies staan erkende interventies die helpen bij het voorkomen van problemen door middelengebruik. Deze interventies zijn onderbouwd met actuele kennis over effectieve preventie. Afhankelijk van de doelgroep en het gekozen beleid kan een organisatie deze interventies inzetten binnen Open en Alert. Soms zetten organisaties ook een aanpak in die zij zelf ontwikkeld hebben. Dan is het belangrijk om doel, doelgroep en de onderliggende veranderingstheorie duidelijk te beschrijven in het beleid.

7. Wetgeving buiten = wetgeving binnen

Nederlandse wetten over alcohol, tabak en drugs gelden ook binnen de muren van een zorginstelling. Denk aan het verbod op het geven van alcohol aan minderjarigen (NIX18). Maar ook aan het recht op een rookvrije werkomgeving en het verbod op de handel in drugs. Het is belangrijk dat medewerkers en cliënten de relevante wetgeving kennen en weten wat de organisatie doet bij eventuele overtredingen.

8. Huisregels = een veilige en prettige omgeving voor cliënten én medewerkers

Op een plek waar mensen samen verblijven en werken helpen huisregels bij een veilige en prettige omgeving. Huisregels zijn een aanvulling op bestaande wet- en regelgeving en moeten aansluiten bij gangbare normen. In huisregels kan worden vastgelegd hoe er wordt omgegaan met dronkenschap of overlast. Het is belangrijk om cliënten te betrekken bij het vaststellen van deze huisregels. Beleidsmedewerkers van de zorginstelling bewaken hierbij ook de rechten en vrijheden van cliënten.

9. Individuele risico’s = individuele afspraken

Soms is het nodig om extra afspraken te maken over middelengebruik. Bijvoorbeeld omdat een cliënt medicijnen en drugs gebruikt of een verslaving heeft gehad. Het is belangrijk om hierbij samen met de cliënt de individuele risico’s af te wegen en bijbehorende afspraken te maken. Lukt het een cliënt niet om zich aan deze afspraken te houden? Het geven van een straf of het weigeren van zorg werkt dan niet. Het kan wel een reden zijn voor een extra gesprek of het aanpassen van het zorg- of behandelplan.

10. Alle beleid = middelenbeleid

Tenslotte, het middelenbeleid van een zorginstelling is niet los te zien van de overige begeleiding en behandeling. Het is daarom belangrijk om altijd te kijken naar onbedoelde effecten van het beleid op middelengebruik. Problemen door middelengebruik hebben bijvoorbeeld ook vaak te maken met verveling. Het is daarom belangrijk dat er in het beleid ook aandacht is voor vrijetijdsbesteding.


Het gebruik van Open en Alert blijft altijd maatwerk. Landelijk zijn er ruim 60 preventiedeskundigen die zorg- en welzijnsorganisaties hierbij kunnen helpen.
Meer weten? Kijk op www.trimbos.nl/open-en-alert/ of lees de volledige interventiebeschrijving.