Kinderen van ouders met psychische of verslavingsproblemen moeten een prioriteit van ggz preventie worden
De nieuwste cijfers laten zien dat er fors meer kinderen zijn met een ouder met psychisch problemen of verslavingsproblemen (KOPP/KOV). In 10 jaar tijd steeg het aantal geschatte KOPP/KOV van bijna 600.000 naar 900.000. Welke aandacht heeft de groei van deze kwetsbare groep nodig van de ggz en daarbuiten?
Anouk de Gee, projectleider KOPP/KOV, vertelt in haar blog meer hierover.
Kinderen van ouders met psychische problemen of verslavingsproblemen (KOPP/KOV) zijn een kwetsbare groep die vaak onzichtbaar is. De stijging in het aantal KOPP/KOV over de afgelopen jaren lijkt een direct gevolg van de stijging in het percentage volwassen Nederlanders (18-64 jaar) dat een psychische aandoening heeft. Dit percentage steeg namelijk van 17,4% in 2007-2009 (NEMESIS-2) naar ruim een kwart (26,1%) in 2019-2022 (NEMESIS-3). Met het stijgen van het aandeel volwassenen met een psychische aandoening, stijgt ook het aandeel van ouders met een psychische aandoening (van 405.000 naar 671.000) en dus ook het aantal KOPP/KOV.
De groep is waarschijnlijk nog groter
Het aantal kinderen met ouders met psychische of verslavingsproblemen (KOPP/KOV) gaat nu richting de miljoen. Ruim één op de vier kinderen in Nederland klinkt als ontzettend veel. En toch mogen we er vanuit gaan dat de gepresenteerde cijfers een onderschatting zijn. Dat houdt in dat deze groep kinderen in werkelijkheid groter is.
Vanuit de NEMESIS-3 studie, waar de KOPP/KOV cijfers op gebaseerd zijn, zijn alleen prevalentiecijfers bekend over een beperkt aantal stoornissen. Mede daardoor hebben de vorige én huidige KOPP/KOV schattingen alleen betrekking op stemmingsstoornissen (zoals een depressie), angststoornissen (met uitzondering van specifieke fobie), ADHD en een matige of ernstige drugs- of alcoholstoornis.
Uiteraard zijn er ook genoeg ouders in Nederland met thuiswonende kinderen die kampen met andere psychische aandoeningen, die niet zijn meegenomen in de NEMESIS-3 studie. Denk aan autisme, PTSS of persoonlijkheidsproblematiek (zoals borderline). De kinderen van deze ouders komen nu niet terug in de huidige cijfers, terwijl deze kinderen ook wel degelijk KOPP zijn.
Genoeg reden tot zorg
We weten dat een groot deel van deze kinderen – al dan niet op latere leeftijd – zelf psychische problemen zal ontwikkelen zonder de juiste hulp en ondersteuning. Daarnaast kan het opgroeien met een ouder met psychische of verslavingsproblemen leiden tot een scala aan andere problemen en negatieve gevolgen, zoals parentificatie (het overnemen van de ouderrol), verminderde schoolprestaties, grotere kans op echtscheiding later in het leven en een kortere levensverwachting.
We willen dat kinderen veilig opgroeien met alle mogelijkheden om zich te ontwikkelen tot gezonde en veerkrachtige volwassenen. Bij deze kinderen worden die mogelijkheden beperkt door de thuissituatie. Al vóór hun 18de levensjaar doen deze kinderen tot vijf keer vaker een beroep op de gespecialiseerde jeugd-ggz. Dat deze groep kinderen die in hun gezonde ontwikkeling belemmerd wordt groeit, is al genoeg reden tot zorg.
“Er is ook nog een andere reden tot zorg. Als het onvoldoende lukt deze kinderen en hun ouders te bereiken met preventieve hulp en ondersteuning, dan zal een groot deel van deze kinderen hulp van de ggz nodig hebben omdat zij zelf psychische problemen ontwikkelen. Met andere woorden: Deze kinderen zijn de ggz-cliënten van de toekomst.”
Als deze kinderen in de volwassenheid (psychische) problemen ontwikkelen en op hun beurt weer kinderen krijgen, dan blijft de vicieuze cirkel van transgenerationele overdracht zich herhalen. Dat de totale groep KOPP/KOV nu gegroeid is ten opzichte van 10 jaar geleden, betekent ook dat – als we niets aan preventie doen – het aantal kinderen dat op latere leeftijd ggz zorg nodig zal hebben straks groter zal zijn. Met de huidige wachtlijstproblemen in de ggz roept dat de vraag op: kan de zorg deze stijging in de (nabije) toekomst aan?
Het ‘dubbele taboe’ en andere belemmeringen
Het is dus nodig dat we de kans verkleinen dat deze kinderen zelf problemen ontwikkelen. We moeten passende en juiste ondersteuning bieden aan kinderen én hun ouders, om zo de cirkel van transgenerationele overdracht te doorbreken. Er is hiervoor al een goed preventief aanbod beschikbaar in Nederland, zoals groepsinterventies voor verschillende leeftijdsgroepen, KOPPsupport en KopOpOuders. Het grootste probleem is dat we deze ouders en kinderen nog niet goed weten te bereiken. Daar zijn verschillende redenen voor aan te dragen.
Allereerst heeft het moeizame bereik te maken met gevoelens van schuld en schaamte bij de ouders en kinderen. Vooral bij de ouders heeft dat te maken met wat ik soms wel het ‘dubbele taboe’ noem. Naast het stigma dat rond psychische problemen en verslaving hangt (waar de kinderen ook last van kunnen hebben) ervaren ouders het ouderschap en opvoeding ook als een heel kwetsbaar stuk waar vanuit de maatschappij veel druk op kan liggen.
Een andere reden is de schotten in financiering. Zowel de jeugdhulp en preventie (wat onder gemeentelijke financiering valt) als de ggz en verslavingszorg (wat onder de zorgverzekering valt) hebben een rol in de KOPP/KOV-preventie. De gescheiden financiering staat dikwijls een goede samenwerking om deze gezinnen integraal en systemisch ondersteuning te bieden in de weg.
Daarnaast kunnen ook andere organisaties die in contact staan met deze kinderen en ouders (zoals bijvoorbeeld de consultatiebureaus, het onderwijs en sociale wijkteams) iets betekenen in de signalering en het bespreekbaar maken. Ook in deze bredere lokale en regionale samenwerking valt nog een hoop te winnen met meer bewustwording, kennis en het leggen van korte(re) lijnen.
“Laten we de nieuwe cijfers serieus nemen en KOPP/KOV de prioriteit van ggz- en verslavingspreventie maken. Dit doen we door meer aandacht te vragen voor de ervaringen en behoeften van deze kinderen én hun ouders. En door het bespreekbaar maken van de uitdagingen waar ouders voor staan bij de invulling van hun ouderschap in combinatie met de eigen psychische problemen. Iedereen die in contact staat met deze gezinnen – professioneel of persoonlijk – kan daarin iets betekenen.”
Meer informatie
Lees hier het nieuwsbericht over de nieuwe cijfers