Blog |

Gemeenten zijn de motor voor drugspreventie (deel 1)

Wat moet er gebeuren aan preventie nu we een toename zien van 3-MMC gebruik? Deze en vergelijkbare vragen krijgt het Trimbos-instituut regelmatig van bijvoorbeeld journalisten en beleidsmakers. En net zo regelmatig is het lastig om hier een kort en bondig antwoord op te geven. Want drugspreventie bestaat niet uit een eenvoudige eenmalige actie. Integendeel. Drugspreventie steunt op beleid, professionals die weten wanneer en wat ze moeten doen en commitment van gemeente, organisaties en professionals om hier structureel op in te zetten.

In een aantal blogs gaan we dieper in op verschillende aspecten van drugspreventie. Wat is effectief en wat niet? We hopen beleidsmakers hiermee te kunnen helpen door het bieden van beleidsrichtingen voor drugspreventie. Deel 1 gaat in op de rol van de gemeente.

De gemeente als regievoerder en verbinder 

Hoe weten professionals welke problemen in de gemeente het meest urgent zijn, welke preventiedoelen er in de gemeente zijn, en hoe ze hun expertise kunnen inzetten? Hoe weten ze elkaar te vinden, is er wel geld en tijd om aan preventie te besteden? En hoe weet een gemeente welke expertise zij hebben en welke signalen de professionals zien? 

En dit is precies dus de rol van de gemeente; zij coördineert het oplossen van deze vragen en maakt daarmee drugspreventie mogelijk. Het gezondheidsdomein is de trekker. Deze mensen stellen doelen, schrijven beleid, kunnen geld vrijspelen en kunnen andere professionals die in de gemeente werken bij elkaar brengen. Zij doen dit niet alleen, maar werken samen met het sociaal en veiligheidsdomein. Daarnaast werken ze nauw samen met lokale partijen zoals de preventie-afdeling van de regionale instelling voor verslavingszorg (IVZ) en de GGD.  

Samenhangend beleid  

Om te komen tot een samenhangend beleid is het belangrijk dat de verschillende beleidsdomeinen in de gemeente (dus sociaal, gezondheid en veiligheid) gezamenlijk werken aan dezelfde doelen binnen onderstaande pijlers (zie ook het modelplan lokaal drugspreventiebeleid waar deze terugkomen). In het voorbeeld verderop in deze blog laten we zien hoe dat eruit kan zien. 

  • Pijler 1: vraagbeperking: ontmoediging van de vraag naar drugs. Denk aan: vroegsignalering, deskundigheidsbevordering en preventieve interventies in verschillende settingen zoals scholen, werk en zorginstellingen;  
  • Pijler 2: aanbodbeperking: maatregelen om productie en handel tegen te gaan en zo het aanbod en de beschikbaarheid van drugs zoveel mogelijk te beperken; 
  • Pijler 3: schadebeperking: beperking van gezondheidsschade bij gebruik van drugs.  

Terug naar 3-MMC  

Veel gemeenten hebben wel kort iets over drugspreventie in hun beleidsstukken. Maar bij een lokale toename in gebruik, met name bij een nieuw onbekend middel, blijkt dat vaak niet toereikend.  Dit kan binnen de gemeente aanleiding zijn voor het stellen van kritische vragen:  

Is het huidige drugspreventiebeleid wel goed genoeg geïmplementeerd, heeft dit nog extra aandacht nodig? Gaat het alleen over voorkomen van drugsgebruik of ook over hoe om te gaan met groepen waar gebruik al speelt? Is er specifieke kennis nodig over deze nieuwe drug? Speelt het in groepen die we al kennen, of moeten we ons zorgen maken over andere groepen? Gemeenten kunnen opkomende lokale drugsproblematiek gebruiken om het bestaande drugspreventiebeleid nog eens onder de loep te nemen en met de uitvoeringspartijen (letterlijk) aan tafel te gaan. 


Voorbeeld gemeente X: 

In gemeente x duiken sinds enige tijd signalen op over het gebruik van 3-MMC. Zo zou het gebruik van 3-MMC  gezien worden onder groepen jongeren in het uitgaanscircuit. Ook het jongerenwerk heeft aan de bel getrokken, omdat zij zorgen hebben over het 3-MMC gebruik van een klein groepje minderjarigen dat veel op straat hangt.  

De gemeente gaat om tafel met verschillende veldpartijen: de preventie-afdeling van de regionale instelling voor verslavingszorg, het jongerenwerk, enkele horecaondernemers en de wijkpolitie. Het beeld dat naar voren komt is dat er bij een groepje minderjarige jongeren, naast problemen thuis, ook een zorgelijk patroon van gebruik van verschillende middelen speelt. In het uitgaanscircuit van de gemeente lijkt het drugsgebruik meer openlijk te gebeuren, bijvoorbeeld op de dansvloer. Ondernemers melden daarnaast last van dealers te hebben in het uitgaansgebied.  

Uit de gesprekken blijkt dat de minderjarige jongeren ook al in beeld zijn bij politie en jeugdzorg. Deze partijen, maar ook ouders en jongerenwerkers geven aan onvoldoende kennis te hebben over het middel, de risico’s en hoe om te gaan met (vermoedelijk) gebruik. Horecapersoneel benoemt een gebrek aan handelingsperspectief bij zichtbaar gebruik of onder invloed zijn, en bij (overlast van) dealers in het uitgaansleven.  

Daarom zet de gemeente in op een meersporenbeleid: 

  • Opvoedondersteuning voor ouders. Voor de ouders van deze jongeren wordt de oudercursus ‘Help, mijn kind kan niet zonder’ aangeboden, met daarin aandacht voor hoe ga je als ouder om met het middelengebruik van je kind.  
  • Deskundigheidsbevordering voor horecapersoneel. Professionals in het nachtleven volgen een training over herkennen van en omgaan met mensen onder invloed, er worden duidelijke huisregels en sociale normen gecommuniceerd over drugsgebruik. Tussen politie, beveiliging en ondernemers komen heldere afspraken over omgaan met dealers en klanten onder invloed. 
  • Op het voortgezet onderwijs in de gemeente wordt het preventieve programma Helder op School uitgerold. 
  • Het aanbod van de verslavingspreventie in de gemeente wordt breder onder de aandacht gebracht.  
  • Jeugdzorg gaat nauwer samenwerken met de regionale instelling voor verslavingszorg in de zorg voor de minderjarige groep.  

Deze gesprekken geven professionals de kans om de zorgen en signalen uit te wisselen. Professionals kunnen afspraken maken over hoe met signalen om te gaan en aangeven wat ze aan kennis en vaardigheden nodig hebben om (beter) met de nieuwe lokale kwestie om te kunnen gaan.  

Wanneer er nog geen drugspreventiebeleid is, dan is dit het moment om hiermee te beginnen. Dit vraagt in de praktijk om een bevlogen beleidsmedewerker. Iemand moet die motor van de gemeente namelijk wel starten. Deze aanjager hoeft gelukkig niet alles zelf te bedenken; er is veel kennis en informatie over zowel de inhoud als het proces van drugspreventiebeleid. 

Goed om te weten is dat het meestal niet gaat over het ontwikkelen van nieuw aanbod, maar vooral over het aanjagen en uitvoeren van beleid, het verbinden van mensen en bestaande goede interventies. 

Meer lezen? 

Er zijn diverse ondersteuningsmaterialen voor gemeenten. Deze materialen helpen beleidsmakers gemeenten bij het opstellen en uitvoeren van drugspreventiebeleid. Deze zijn gratis te downloaden. Desgewenst kan contact met het Trimbos-instituut opgenomen worden voor ondersteuning en advies.  

Desirée Spronk
Wetenschappelijk medewerker Alcohol
Anneke van Wamel
Wetenschappelijk medewerker