Nicotineverslaving: de vergeten diagnose in de ggz
Patiënten in de ggz roken vaker dan mensen zonder een psychiatrische diagnose. Toch is er weinig aandacht voor rookverslaving in de zorg. Tabaksonderzoeker Anton van Balkom verbaast zich daarover; roken is immers dodelijk. Daarom pleit hij voor een extra diagnose in de ggz: nicotineverslaving.
In de ggz heb je makkelijke en moeilijke diagnoses. Een voorbeeld van een makkelijke diagnose: alcoholmisbruik. Het is relatief makkelijk om te zien en te tellen hoeveel iemand drinkt en hoeveel invloed dat heeft op het leven van de patiënt. Overmatig alcoholgebruik brengt allerlei risico’s met zich mee, soms met de dood tot gevolg. Logisch dus dat hulpverleners in de ggz vragen naar alcoholgebruik en op basis daarvan advies geven. Daarnaast informeren ggz-medewerkers standaard ook naar het gebruik van andere middelen, denk bijvoorbeeld aan drugs.
Echter, er is één ding dat niet standaard wordt gevraagd tijdens de intake: is iemand verslaafd aan nicotine? Zelfs als de intaker ziet of ruikt dat de patiënt rookt, dan nog wordt er zelden aan de patiënt voorgelegd dat er ook sprake is van een tweede diagnose. Dat is best pijnlijk, want nicotineverslaving is een van de dodelijkste psychiatrische diagnoses.
Patiënten die roken, verkorten hun leven soms met een kwart
Even wat cijfers ter ondersteuning: mensen met een psychiatrische diagnose roken vaker dan de algemene bevolking en ook nog eens gemiddeld meer sigaretten op een dag. De gevolgen van al die rokers in de ggz worden pijnlijk zichtbaar bij andere medische disciplines, denk maar aan de oncoloog of de longarts. Als je verslaafd bent aan nicotine gaat je levensverwachting met tien tot vijftien jaar achteruit. In combinatie met een ernstig psychische aandoening leef je gemiddeld zelfs twintig tot vijfentwintig jaar korter: bijna een kwart van het leven. Nu is roken niet de enige oorzaak van de minder te verwachten levensjaren, maar wel de grootste. En dan laten we de ziekmakende gevolgen van roken, zoals hart- en vaatziektes en longkwalen nog buiten beschouwing.
Nicotine is geen beloning of troost
Patiënten in de ggz roken dus vaker dan mensen zonder psychiatrische diagnose. Toch is de wens om te stoppen – bijvoorbeeld door een behandeling voor nicotineverslaving – net zo groot als onder de rest van de bevolking: zo’n 80 procent. Toch blijft roken een hardnekkig fenomeen in de ggz. Sterker nog: hulpverleners gebruiken nicotine soms als beloning of om mensen te troosten. Bovendien roken hulpverleners die zelf verslaafd zijn aan nicotine zonder gêne mee met hun patiënten. Tot voor kort – en nog steeds af en toe – verkopen ggz-instellingen zelfs tabak aan hun patiënten.
Ggz: neem nicotineverslaving mee in de behandeling
Naast de dodelijke en ziekmakende consequenties van roken, doet roken ook een aanslag op de conditie. Wanneer behandelaars in de ggz voorstellen om anders om te gaan met het leven, relaties, werk en een verandertraject in wil zetten, dan heeft de patiënt daar alle energie voor nodig. Het maakt het moeilijk om verandering in gang te zetten als een patiënt rookt en daardoor minder energie (en geld) heeft. In de algemene gezondheidszorg is het steeds normaler om voor een zware operatie te vragen of een patiënt wil stoppen met roken. Dit zou ook voor mensen met een psychiatrische diagnose heel zinvol kunnen zijn. Het zou dus goed zijn als hulpverleners ook een tweede diagnose stellen: nicotineverslaving. In combinatie met de andere diagnose zou dit kunnen leiden tot een DD-behandeling (dubbele diagnose), vindt tabaksonderzoeker Anton van Balkom.
Geestelijke gezondheidszorg die een diagnose als nicotineverslaving niet stelt, er geen uitvraag naar doet, het zo af en toe zelfs aanmoedigt of samen consumeert zou zich behoren te herbezinnen op zijn eerste bestaansredenen; een gezondheidszorg die als eerste impuls heeft leven.